Naar een andere concert formule?

Recent las ik een aantal online artikels, opinie-stukken zoals het deze, eerder, waarin de vraag gesteld werd wat er fout was met klassieke concerten. Eén van de artikels stelt daarbij de formele kledij van orkestleden in vraag. In dit blog-artikel -ook een opiniestuk, trouwens- gaan we daar wat dieper op één.

Maken de kleren de man? Of vrouw?

Een oud spreekwoord zegt dat de kleren de man niet maken en dat geldt natuurlijk ook voor musici in een orkest of een ensemble. Toch is het, tot op de dag van vandaag, nog steeds de norm dat klassieke orkestleden in het zwart gekleed zijn. En dan vraag je je af: zouden die musici plots vergeten hoe ze noten moeten lezen, als ze er in jeans en t-shirt zouden zitten? Ik heb alvast twee concerten meegemaakt waar meer dan één valse noot werd gespeeld, ondanks de traditionele kostuums. Ik denk niet dat de kledij echt een verschil maakt.

Welverdiend applaus voor solisten, orkest, koor en dirigent
Draagt de formele kledij van de orkestleden, en soms ook van solisten, bij aan het 'elitaire' stempel dat op klassieke muziek gedrukt wordt?

De zwarte kledij zou haar oorsprong vinden in de late 17de en vroege 18de eeuw, wanneer musici als dienstpersoneel van de aristocratie beschouwd werden, en net als de meeste andere knechten, donker of zelfs zwart gekleed waren. Dat had bij uitvoeringen van opera’s als bijkomend voordeel dat ze, althans qua uitzicht, discreter waren, want het publiek wilde de muziek misschien wel horen, maar ze wilden vooral het spektakel op het podium zien en een bont gekleed orkest hoorde daar niet meteen bij.

Ook wanneer de status van de musici tegen het einde van de 18de en vooral in de 19de eeuw veranderde, en ze meer als kunstenaars beschouwd en behandeld werden, bleef de traditie van de donkere kledij  behouden. Op enkele uitzonderingen na, tot op de dag van vandaag. En daar knelt misschien een schoentje, want draagt deze formele, conservatieve kledij niet -ten onrechte- bij aan het beeld dat klassieke muziek iets elitairs is? En is dat beeld misschien een reden waarom klassieke muziek aan haar populariteit zou inboeten?

Naar een alternatief formaat voor concerten?

Het andere artikel gaat een stap verder en beschrijft het doorsnee klassieke concert als mensen gekleed in het zwart die muziek maken voor een vaak even formeel gekleed publiek dat gedurende meer een uur zittend naar de muziek luistert om op het einde van het concert beleefd te applaudisseren. Het artikel stelt dat er niets verkeerd is met klassieke muziek -en daar zijn wij het volmondig mee eens-, maar wel met de manier waarop die gepresenteerd wordt. Een manier die volgens de schrijver van het artikel niet meer mee is met een maatschappij waar sociale media en beeld de boventoon voeren. Hoewel klassieke concerten nog steeds -maar volgens hem steeds minder- publiek trekt, stelt de auteur ervan voor om aan alternatieve manieren te werken om concerten te brengen.

Als voorbeeld hoe het volgens hem anders kan, verwijst de auteur naar een uitvoering van de Messiah van Händel, waarbij het orkest en de solisten de muziek van dit stuk niet alleen brengen, maar ook uitbeelden. Doordat Händel zijn ervaring als opera componist mee nam in de oratoria die hij op latere leeftijd componeerde, vervaagde hij op muzikaal vlak het verschil tussen beide genres als. Dit verschil wordt nog wat kleiner wanneer de uitvoering ook aandacht besteed aan uitbeelding van de taferelen. Oratorio wordt zo een klein beetje opera. 

En daar is niks mis mee! We mogen immers niet vergeten dat, zelfs als wordt de Messiah in het Engels gezongen, het een ouder Engels is, dat daarenboven nog wordt “uitgesproken” in functie van de zang en daardoor toch weer anders klinkt, wat het voor de moderne toehoorder misschien wat moeilijker maakt om het stuk te volgen. Boventitels kunnen hierin helpen en ik ben tijdens menige Italiaanse opera altijd zeer blij geweest dat ze er waren, maar ze storen soms toch ook. En precies hier kan uitbeelding in een stuk als de Messiah een verschil maken.

De vraag is natuurlijk hoe je dit met andere, niet-dramatische werken zou doen. Voor de 6de symfonie van Beethoven, of voor de Vier Seizoenen van Vivaldi, zou je met projecties kunnen werken van beelden die overeenkomen met deze die de componist met zijn muziek wou opwekken. Ook daar is niets mis mee, maar toch rijst daarbij de vraag of we in onze door voorgekauwde beelden overheerste maatschappij niet zodanig fantasieloos geworden zijn, dat iemand anders de emoties die bij een muziekstuk kunnen horen, in beelden om moet zetten?

In de zoektocht naar innovatieve voorstellingen, in een poging om een oud muziekstuk te presenteren zoals niemand anders ooit eerder deed, kan men soms ook te ver gaan. Daarbij denk ik aan de uitvoering van Dido and Aeneas van Purcell die we in 2023 in Versailles bijwoonden, en waar de zucht naar spektakel zelfs pornografisch werd. Maar aan het applaus te oordelen viel zelfs dit in smaak bij het publiek en waren we de enigen die dit niet wisten te waarderen. Misschien zijn we toch preutser dan we dachten?

Grotesk en bijna pornografisch
Als alternatieve voorstelling kon 'Dido and Aeneas' van Pucell in de Opéra Royal van Versailles in 2023 wel tellen.

Zijn klassieke concerten nu écht minder populair geworden?

Het uitgangspunt van de artikels waar we eerder naar verwezen, was dat klassieke concerten aan populariteit inboeten, omdat ze “saai” worden gepresenteerd. Maar is dat echt wel zo, dat de belangstelling voor klassieke muziek (in het algemeen) vooral bij jonge mensen aan het verdwijnen is? Volgens een ander artikel, zou een verrassend hoog percentage jongeren in het Verenigd Koninkrijk tijdens de Kerstperiode klassieke muziek opzoeken, terwijl dat bij de 55-plussers zelfs lager ligt. We geven het toe, we waren zelf ook -zeer aangenaam- verrast door deze cijfers. Voor een deel zou dit te danken zijn aan dezelfde beeld-cultuur die volgens anderen maken dat de klassieke uitvoering van klassieke concerten “saai” zou zijn en aan populariteit zou inboeten. 

Net zoals wij zelf tijdens onze kinderjaren klassieke muziek leerden kennen en waarderen door tekenfilmpjes van Bugs Bunny of films zoals The Seven Year Itch waarin het tweede piano concerto van Rachmaninoff een onderdeel was van het verhaal, zo komt ook de huidige jonge generatie met dit genre in contact. Van Kubrick’s 2001: A Space Odyssey uit 1968, met o.a. de geweldige opener van Also Sprach Zarathustra van Richard Strauss, naar Villeneuve’s Arrival uit 2016, waarin de weemoedige klanken van Max Richter’s On the Nature of Daylight de toon zetten, klassieke muziek heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de films. En toen John Williams de score voor Star Wars schreef, waren Holst en Rachmaninoff nooit ver weg.

Dankzij het internet in het algemeen en de sociale media in het bijzonder heeft de huidige jonge generatie net meer toegang tot (onder andere) klassieke muziek dan wij vroeger. Jonge, gepassioneerde musici zoals het sympathieke ensemble Musica Gloria, of de violiste Esther Abrami, maken handig gebruik om hun kunnen in de virtuele wereld te zetten. En dat werpt vruchten af. Toen we Esther pas “ontdekten” op de sociale media, was ze een getalenteerde, beginnende violiste die wat grappige filmpjes postte. Nu heeft ze meer dan 300.000 volgers op Instagram, meer dan 150.000 op Facebook, heeft ze een exclusief contract met Sony Classical en werd ze op Spotify al bijna 10 miljoen keer beluisterd. 

Precies door hun ‘jeugdige’ passie bouwen deze jonge musici niet alleen een trouwe en enthousiaste fan-basis op, ze bereiken ook een veel breder en vaak ook jonger publiek, wat te merken is aan de opkomst op hun concerten. 

Hoewel de opkomst van publiek op concerten heel variabel kan zijn, en van tal van factoren kan afhangen die je noch als musicus, noch als organisator allemaal in de hand hebt, en hoewel er post-corona toch wel wat een terugval te merken is, is het wellicht wat kort door de bocht om te stellen dat klassieke concerten niet meer zo populair zijn.

Het kan anders. Maar moet dat ook altijd?

Natuurlijk betekent dit niet dat andere formules om klassieke concerten te brengen, uit den boze zijn. Integendeel. Het kan anders. Het mag ook anders. Zeker wanneer de ‘alternatieve’ presentatie, zoals in het geval van de Messiah dat we eerder aanhaalden, een meerwaarde heeft. Maar het hoeft ook niet persé. Het is geen wedstrijd om het meest op te vallen, het meest ‘modern’ te zijn en net daardoor de muziek, waar het om gaat, te verdrinken in een exuberante presentatie.